Canadese ganzen10 mei is de internationale dag van de trekvogel. Een mooi moment om de miljoenen vogels die jaarlijks via Nederland van Noord naar Zuid (of andersom) trekken eens in de schijnwerpers te zetten. Veel trekvogels maken namelijk gebruik van onze waterrijke gebieden als ‘tussenstation’ om te eten en uit te rusten voor het vervolg van hun reis. Schuivende klimaatzones dwingen trekvogels om zich aan te passen aan een veranderend klimaat. Het beschermen van deze gebieden is daarom essentieel voor het voortbestaan van honderden vogelsoorten.

Tussenstations

Twee maal per jaar trekken miljoenen vogels tijdens de voor- en najaarstrek van Noord naar Zuid en in omgekeerde richting. Veel steltlopers, ganzen en eenden broeden in de zomer in het Noorden van Europa, maar als het kouder wordt trekken ze met zijn allen naar het zuiden, naar de gebieden waar dan nog wel voedsel te vinden is. Nederland ligt voor veel trekvogels precies op de trekroute en is dankzij onze water- en natuurgebieden een favoriet tussenstation om te eten en uit te rusten voor het vervolg van hun reis. Veel van deze vogels zijn water- en moerasvogels en zijn voor hun voedsel en veiligheid afhankelijk van waterrijke gebieden langs de kust. Schouwen-Duiveland is met haar ligging langs de kust en getijdewerking in de Oosterschelde een ideaal tussenstation voor trekvogels, aldus Hugo van der Wal, trekvogel expert bij de Natuur- en Vogelwacht Schouwen-Duiveland. Door de getijdewerking komen de zandplaten twee maal per dag droog te liggen en krijgen de grutto’s, zilverplevieren en wulpen iedere zes uur een tafeltje dekje geserveerd. De ideale plek om op te vetten voor het vervolg van hun reis. Deze waterrijke gebieden zijn voor trekvogels van levensbelang, daarom is het belangrijk dat we deze gebieden met zijn allen blijven beschermen. Dit betekent dat we o.a. getijdewerking behouden, waterkwaliteit op peil houden en zorgen voor rustgebieden (hoogwater vluchtplaatsen) gedurende de trekperiode.

Schuivende klimaatzones

Door klimaatverandering verschuiven klimaatzones langzaam op. Dit lijkt ook van invloed te zijn op de trekvogels in Nederland. Zo blijven steltlopers bijvoorbeeld langer hangen in Nederland, waardoor ze later aankomen in de Noordelijke broedgebieden. Goede broedplekken kunnen dan al ingenomen zijn door andere vogels of ze missen de voedselpiek, waardoor hun kans op voortplanten in gevaar komt. Andere vogels, waaronder de brandgans, blijven juist steeds vaker in Nederland achter. Zo telde de Natuur- en Vogelwacht Schouwen-Duivenland vier jaar terug 100 broedende paartjes brandganzen, vorig jaar waren dit er al meer dan 1.000. Sommige soorten lijken last te hebben van het veranderende klimaat, terwijl het voor anderen juist weer positief uit lijkt te vallen. Een ding is zeker: vogels moeten zich aanpassen aan een veranderend klimaat en wij kunnen hen daarbij helpen door onze waterrijke gebieden zo goed mogelijk te blijven beschermen.